© Alex Rainer

De rode jas

De tranen liepen over mijn wangen, maar ik kon mijn nerveuze lach niet onderdrukken. Ik had het ontzettend warm, mijn wangen gloeiden en toch voelde ik koude rillingen over mijn rug lopen. Mijn hartslag was helemaal buitenmaats. Ik voelde het in mijn borst bonzen aan wel honderd slagen per minuut en dacht dat het op eender welk moment uit mijn borstkas zou springen door het raam van de politiecombi heen, op het koude asfalt van het Brusselse Beursplein.

Alsof het gisteren was

Een koude, grijze dag eind januari 2018, het regende niet, maar de ijzige wind voelde pijnlijk aan tegen mijn warme wangen. Ik trok mijn sjaal nog wat hoger en deed mijn lichtgrijze, wollen handschoenen aan die ik daarvoor in de zakken van mijn lange, zwarte mantel had gepropt. Mijn beste vriendin, Barbra en ik liepen samen over de Anspachlaan. Het was druk op straat. De mensen slenterden al lachend langs de winkels en de verwarmde terrasjes zaten vol. De kraampjes van de kerstmarkt waren een week geleden volledig opgeruimd, maar de sfeerlichtjes hingen nog steeds tussen de gebouwen. Het begon te schemeren. Arm in arm flaneerden we langs de terrasjes en winkeltjes. De zoete geur van de Brusselse wafels hing in de lucht en een straatmuzikant speelde “La Vie En Rose” op zijn viool. We hadden een heerlijke winkelnamiddag achter de rug. Beladen met zakken zochten we naar een supermarkt waar we een flesje rode wijn konden kopen om thuis onze gezellige dag mee af te sluiten.

De blik

Er was veel volk in de Delhaize. De lange wachtrijen aan de kassa maakten ons niet echt enthousiast. Mijn beste vriendin begaf zich naar de chips terwijl ik vrolijk op zoek ging naar de wijn. Er was zoveel keuze, ik tuurde naar de verschillende flessen wijn. Ik vergeleek twee flessen met elkaar toen ik het plots voelde. Ik ervaarde lichaamswarmte achter me. Voelde lippen op mijn wang. Toen een hand onder mijn lange, zwarte jas. De hand kneep in mijn billen, hard. Ik begreep niet wat er gebeurde. Ik versteende. Mijn greep verslapte en de fles wijn die ik in mijn handen had spatte in scherven uiteen op de stenen vloer. Verdwaasd staarde ik naar mijn handen, de scherven, de rode vlekken die zich gevormd hadden op mijn schoenen en broek. Spierwit draaide ik me om in het overvolle gangpad. Al de blikken waren op mij gericht door het lawaai van de gevallen fles wijn. Niemand had opgemerkt wat er net gebeurd was.

Het was alsof hij wilde dat ik hem opmerkte. Hij klakte met zijn tong en zijn blik kruiste de mijne in een fractie van seconden. Ik wou slikken maar het lukte niet. Verdoofd staarde ik hem recht in de ogen. Zijn blik hield de mijne vast. Hij likte zijn lippen af en liet zijn blik goedkeurend over mijn lichaam glijden. Hij kleedde me uit met zijn ogen. Het was misselijkmakend. Hij leek wel trots. Lachend liep hij door, helemaal niet gehaast, noch beschaamd. Hij lachte zijn tanden bloot, zijn groepje vrienden juichten en hij knipoogde naar me. 

Wat had ik hem graag een kopstoot gegeven. Wat had ik graag gereageerd. Ik kon het niet. Ik kon niets meer en stond midden in de Delhaizegang, als door de bliksem getroffen, met donkerrode wijnvlekken op mijn broek en schoenen. Ik bibberde zo hard dat mijn tanden ervan klapperden. 

Ondertussen was het groepje jongens al helemaal uit het zicht verdwenen. De tijd leek wel stil te staan. Ik had geen idee hoeveel minuten er verstreken waren. Plots zag ik mijn vriendin in mijn ooghoek de wijnafdeling in wandelen. Toen ik haar vertrouwde gezicht zag barste ik in tranen uit. Ik brak, net als de fles wijn, in duizend abominabele stukjes. Verbaasd rende ze naar me toe. Ze nam mijn bibberende handen vast en luisterde met grote bezorgde ogen naar wat ik vertelde. Ze sprak een winkelmedewerker aan en legde de situatie kort uit. Deze stelde ons gerust. Volgens Barbra konden we het niet zo laten. Ik was bang en wist nog steeds niet goed hoe ik me hoorde te voelen, maar vertrouwde haar en liet me uit de winkel trekken.

De confrontatie

Ik probeerde mijn ademhaling onder controle te krijgen terwijl we richting het Beursplein liepen. Het was donker en de wind voelde nog kouder aan dan voorheen, maar op dat moment wist ik dat de rillingen niet enkel door de koude kwamen. Ik veegde met mijn handen langs mijn wangen en proefde zout door de tranen op mijn lippen. Ik keek om me heen en plots kruiste mijn blik de zijne weer. Hij zat op een bankje met zijn vrienden en keek me lachend aan. Ik draaide me om naar mijn vriendin en de tranen liepen opnieuw over mijn wangen. Ik wist niet wat doen. Ik had geen idee hoe ik moest reageren. Radeloos, maar mijn beste vriendin stak haar middelvinger op en deze werd rumoerig beantwoord. Het groepje van vijf begon walgelijke, intimiderende bewegingen naar ons te maken. Het was weerzinwekkend.


We besloten de andere richting uit te gaan en liepen snel weg, ver weg van het Beursplein. 
De menigte, krioelend onder het gelige licht van de straatlantaarns, was één waas geworden. Ik knipperde met mijn betraande ogen. Plotseling zag Barbra een geparkeerde politiecombi in een verlaten zijstraat van de Anspachlaan. “Snel”, fluisterde ze en ik kon haar stem horen trillen. Ze trok me aan mijn arm mee. We holden naar de combi, maar troffen hem leeg aan. Ik panikeerde, maar Barbra bleef koelbloedig. Ze stelde voor om in al de durumzaken te kijken. 

De geur van gebraden vlees werd in ons gezicht geblazen toen we de deur van de vijfde durumzaak opentrokken. Daar stonden ze aan te schuiven: de twee agenten. Zonder een moment te twijfelen sprak ik de mannelijke agent van het duo aan. “Meneer?” hoorde ik mijn eigen stem piepen. De geur van het vlees maakte me nog misselijker dan ik al was. Ik hield mijn adem in. Hij draaide zich verrast om en bekeek vragend mijn betraand gezicht. “Ik ben net aangerand door een groep jongens.”: ging ik verder. Beschaamd. Ik wist niet of ik het een aanranding mocht noemen. Ik voelde me zo ontzettend vuil, maar toch had ik schrik. Schrik om wat de mensen zouden denken. Schrik dat ze aan mijn woorden zouden twijfelen en zouden denken dat ik overdreef. Zijn antwoord overviel me. “Zijn ze nog in de buurt?” 

“Ik denk van wel.”

“Kom maar mee naar de combi meisjes.”: besloot de agent.

De tranen liepen over mijn wangen, maar ik kon mijn nerveuze lach niet onderdrukken. Ik had het ontzettend warm, mijn wangen gloeiden en toch voelde ik koude rillingen over mijn rug lopen. Mijn hartslag was helemaal buitenmaats. Ik voelde het in mijn borst bonzen aan honderd slagen per minuut en dacht dat het op eender welk moment uit mijn borstkas zou springen door het raam van de politiecombi heen, op het koude asfalt van het Brusselse Beursplein.

Verblind door de lichten

Via haar walkietalkie contacteerde de vrouwelijke agente met de blonde krullen een andere combi, die zich op dat moment ook in de buurt van het Beursplein bevond. De agent zette de sirene aan en de combi raasde door de autovrije zone. “Zie je ze?” vroeg de agent. Ik speurde het Beursplein af, helemaal in de ban van de luide sirene die mijn oren liet suizen. “Daar!” wees ik. Op dat moment verscheen om de hoek van de beurs een andere combi. Ook zij hadden de sirene opstaan en dit spektakel zorgde ervoor dat al de blikken op ons gericht waren. De combi’s remden met gierende banden op het Beursplein en de agenten stapten uit. Het was net een filmscene. De jongens werden verblind door de felle lichten van de voertuigen en sloegen hun armen voor hun gezicht. Ze werden allemaal op een ruwe manier met hun borst tegen de zijkant van de combi geduwd. Hun handen werden achter hun rug geboeid. De agenten positioneerden de jongens op een rij en verzamelden hun identiteitsgegevens. Ik voelde me veilig achter de verduisterde ruiten. Wij konden alles zien, maar niemand had enig idee dat mijn beste vriendin en ik in de combi zaten. De agente begaf zich naar de combi. Ze klom naar binnen en sloot de deur. 

“Wie heeft je aangeraakt?” vroeg ze. Ik duidde de tweede jongen, met de rode jas, aan van achter de geblindeerde ruiten. Mijn hart bonsde nog steeds in mijn keel maar nu nam ik de tijd de jongens eens te bekijken. In de felle stralen van de koplampen zag ik de angst in hun ogen. De jongen met de rode jas zag er niet bang uit, een beetje onrustig, maar niet bang. Ik schatte hem rond de 16 jaar oud, groot, sportief gebouwd, getinte huid met donkere haren. De politieagente had de identiteitskaarten van de jongens in handen en schreef hun gegevens op. Ze waren alle vijf meerderjarig. “Wil je klacht indienen?” vroeg ze. Ze vertelde erbij dat het spijtig genoeg weinig of niets zou uithalen. De klacht zou niet gezien worden als ‘erg genoeg’ voor de rechtbank en hun ouders zouden niets van dit voorval te weten komen wegens hun meerderjarigheid. Ik vroeg haar of ik een andere optie had. Ondertussen was de mannelijke agent ook in de combi geklommen. Hij antwoordde “Volgens mij zou je hem het meest raken als hij zijn excuses moet aanbieden, voor zijn vrienden en voor ons.”
Op dat moment dacht ik aan al de keren dat ik lastiggevallen ben. Ik dacht aan al de vrouwen die lastiggevallen, aangerand of verkracht zijn. Ik dacht aan al de mannen die misbruik maken van vrouwen, de mannen die denken dat ze zich alles kunnen veroorloven. Dat ze ons mogen nafluiten, aanspreken, aanraken… Een golf van woede steeg in me op. 

Ja”, antwoordde ik. “Dat zou ik graag willen.”

Oog in oog

De agent opende de schuifdeur van de combi. Daar zat ik dan: oog in oog, met de jongen met de rode jas. 

2 meter afstand.

Hij trok zijn wenkbrauwen op en schudde zelfingenomen met zijn hoofd. De politieagent beval dat hij zijn excuses moest aanbieden en gaf hem een duwtje. 

1 meter afstand.

Hij lachte opnieuw zijn tanden bloot en zette nog een stap naar voor.

Een stap te veel.

Ik kon zijn parfum ruiken. Die geur en de spanning maakten me misselijk, maar tegelijk werd ik gerustgesteld door het veilig gevoel dat de combi mij bood.
“Je denkt toch niet dat ik mijn excuses ga aanbieden aan een kleine hoer als jij?” snauwde hij minachtend. 
“Pas op hé ventje”: brulde een politieagent terwijl hij hard op de bumper sloeg met zijn hand. Het werd me te veel, mijn bloed begon te koken. “Excuseer?” vroeg ik. “Ben je niet beschaamd? Zou je willen dat er iemand je zus of je moeder ongewenst aanraakt? Heb je dan geen greintje respect?” Hij bromde een onverstaanbaar antwoord tussen zijn lippen en bliksemde me dood met zijn donkerbruine ogen. 

“Je excuses!”: brulde de agent weer. “Nu!” 

Stilte.

“Het spijt me.” mompelde de jongen met de rode jas. Hij keek naar zijn schoenen en liet zijn schouders hangen. De agent sloot de deur van de combi. Ik ademde diep en sloot even mijn ogen.

Dit incident was toen afgesloten, maar de herinneringen blijven hangen. 
De angst is blijvend, niet alleen voor mij, maar voor alle vrouwen.
Immers overal zijn mannen met een rode jas.

© LLFT Brusselse beweging van vrouwelijke 
       studenten tegen intimidatie

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

Related Posts

Begin typing your search term above and press enter to search. Press ESC to cancel.

Back To Top