Je kan het niet ontkennen, één van de meest gepassioneerde Brusselaars is ongetwijfeld zanger en liedjesschrijver Johan Verminnen. Deze Brusselse zanger van onder meer Rue des Bouchers, Brussel en Laat me nu toch niet alleen, schreef niet alleen liedjes over Brussel, maar is ook de voorzitter van de organisatie ‘Be Brusseleir’. Ik had met hem een oprecht gesprek over Brussel.
We ontmoeten elkaar in cultureel centrum De Muze van Meise, niet ver van zijn geboortestad. Enkele uren later zal Johan hier op het podium staan voor een uitverkochte zaal met zijn tournee Plankenkoorts.
Hoe komt het dat je zo gepassioneerd bent door Brussel?
Ik ben geboren in Wemmel, een randstad van Brussel, maar mijn vrijheid was het centrum van Brussel dat op maar vier kilometer afstand lag. Als jongeman genoot ik ervan om naar Brussel te gaan, zowel te voet als met de tram. Het was voor mij ‘de vrijheid’ omdat er geen blikken waren die naar me keken, maar ook omdat er in de Nieuwstraat een platenwinkel lag ‘La Maison Bleue’, waar ik veel platen kocht. Ik was toen al gek op muziek. Later ben ik naar de Dansaertstraat verhuisd, recht tegenover café l’Archiduc op de vierde verdieping. Onder mij was een grootwarenhuis genaamd Serma. Op dat appartement schreef ik mijn liedje ‘Vier hoog in de wolken’, wat ik nog steeds een van mijn mooiste liedjes vind.
Mijn lievelingsuitstap op zondag was dan ook een wandeling door Brussel. We gingen dan met een paar vrienden naar het Zuid. Daar was en is nog steeds een markt van vooral Arabische mensen, waar we lekkere groenten en speciale kruiden kochten die je nergens anders kon vinden. Daarna zakten we af naar La Place du Jeu de Balle, een oud plein in de Marollen. We flaneerden er en dronken dan een bol soep. Onze uitstap eindigde in mijn woonst in het centrum van de stad om er lekker te koken.
Twee van je bekendste liedjes gaan over Brussel, één van die liedjes specifiek over de Rue des Bouchers, waarom precies over deze straat?
Eerst en vooral is het zo dat eigenlijk veel liedjes van mij over Brussel gaan. Het meest bekende is uiteraard mijn lijflied ‘Brussel, ‘k zit in je binnenzak’, maar inderdaad ook ‘Rue des Bouchers’. Dat laatste liedje is gebaseerd op een tekst van de Brusselse volkszanger Jan De Baets. Meneer De Baets liep altijd rond met een lange zwarte jas en een hoed en hij debiteerde zijn gedichten in cafés. Hij had die tekst geschreven omdat de Rue des Bouchers in die tijd één van de grote uitgangsbuurten van Brussel was. Nu heeft de straat echter een negatieve connotatie omdat het bekend staat om oplichterij in de restaurants, maar dat was toen absoluut niet het geval.
Vind je dat Brussel fel veranderd is ten opzichte van vroeger of heeft het haar authenticiteit behouden?
Brussel is uiteraard veranderd. De stad is zeer internationaal geworden en dat is meteen een van de attractiefste dingen aan Brussel. Zo ligt mijn lievelingscafé aan de beurs van Brussel en als je daar in de lente of zomer op een terras gaat zitten, zie je heel de wereld voorbijwandelen. Brussel wordt nu eenmaal bewoond door veel mensen die van elders komen en die hun eigen cultuur meebrengen. Ik heb daarom ook het liedje ‘Ik neem vakantie in mijn eigen straat’ gemaakt, want als ik geen geld had dan nam ik effectief vakantie in mijn eigen straat. Hiermee bedoel ik dat ik op vakantie kon gaan bij mijn Spaanse vrienden in de Spaanse buurt van Brussel, bij mijn Griekse vrienden in de Griekse buurt, bij Marokkaanse vrienden in de Schaarbeekse buurt… Dat is voor mij ook een vorm van toerisme, toerisme zonder geld. Toch heeft Brussel haar authenticiteit behouden, het is altijd al een mengelmoes geweest. Het is niet voor niets dat de Brusselaars soms Zinnekes genoemd worden, want dat is een naam voor een mengeling van verschillende rassen en geaardheden. Dat is nooit anders geweest.
Als ik geen geld had, nam ik vakantie in mijn eigen straat, daar kon je ook de hele wereld zien.
Johan Verminnen
Zijn er plaatsen in Brussel waar je liever niet komt of waar je niet graag vertoeft?
Ik begrijp dat mensen die ’s avonds bijvoorbeeld in Molenbeek zouden lopen een beetje bang zijn, maar ik trek mij dat allemaal niet aan. Er zijn net heel veel wijken waar je van alles kan leren over andere mensen: toen ik jong was gingen we vaak naar Molenbeek, omdat daar een enorme jeugdclub aanwezig was. Het hierbij ontmoeten van andere rassen vind ik eerder een verrijking dan een verarming. Natuurlijk is er ook criminaliteit in zo’n wereldstad als Brussel, maar in welke wereldstad is dat niet? Mensen zijn een beetje afgeschrikt door bepaalde droeve gebeurtenissen zoals de aanslagen van maart 2016 of de problemen die in Molenbeek zijn, maar het mooie is dat de stad zich altijd weer herstelt. Brussel houdt haar rug recht en gaat voort.
Welke plaatsen in Brussel zou ik zeker eens bezocht moeten hebben?
Een van de plekken die ik mooi vind, is het Instrumentenmuseum. Eerst en vooral omdat er prachtige instrumenten te bewonderen zijn, maar vooral omdat er op de bovenste verdieping een taverne is waar je bij helder weer een prachtig uitzicht hebt over Brussel. Heel Brussel ligt er aan je voeten. Ook de Marollen is een zeer interessante plek. Je hebt er nu zelfs een glazen lift aan de voet van het justitiepaleis en wanneer je die neemt, kan je de eerste oude woonwijk van Brussel zien.
Als je gewoon eens door Brussel wandelt, kan je eigenlijk de mooiste dingen zien en de stad écht leren kennen. Zo was er vroeger een wandeling ‘Met het hoofd omhoog’, waarbij je met omhoog te kijken de mooiste dingen van vroeger kon zien. Dit komt omdat de bovenste delen van de oude herenhuizen zelden veranderd zijn, in tegenstelling tot de onderste verdiepingen omdat er daar bijvoorbeeld al verschillende winkels zijn geweest.
Je woont niet meer in Brussel, mis je Brussel dan niet?
Nee, ik woon in Oost-Vlaanderen in Hansbeke. Hansbeke is een dorpje waar de mensen door de week weg zijn om elders te gaan werken, buiten de paar landbouwers die er nog zijn. In het weekend komt het dorpje wel weer een beetje tot leven, maar ik ben er vast en zeker graag. Ik heb trouwens ook een stekje in Oostende, dat is voor mij ‘Brussel aan zee’.
Brussel missen doe ik niet echt, want ik moet nog zeer vaak in Brussel zijn voor de organisatie van ‘Be Brusseleir’ waar ik voorzitter van ben. Dit is een organisatie die zich bezighoudt met het erfgoed van Brussel, maar ook het volkstoneel van Brussel is een belangrijk onderdeel van de organisatie. Verder streven we ook voor het behoudt van het dialect, er worden zelfs cursussen gegeven om Brussels te leren. Deze cursussen worden door zeer veel mensen gevolgd, er zijn dan ook veel mooie woorden in het Brussels. Het is een mengeling tussen het Frans en Vlaams. Dat is echt prachtig.
In één van jouw liedjes zing je dat je graag de wereld wil zien, is dat nog steeds zo? Welke landen zou je dan graag willen zien?
Ondertussen heb ik de wereld voor een stukje gezien, maar natuurlijk is de wereld oneindig. De wereld is zó groot. Ik heb in verschillende landen en op verschillende continenten opgetreden. Ik heb op het podium gestaan in Canada, Zuid-Amerika, Afrika… Ik trad in Afrika op met een pianist en gitarist, maar de rest van de muzikanten waren inwoners van dat bepaalde land. Ik verbleef er ook altijd bij de lokale bevolking en niet in de hotels, hierdoor heb ik veel mooie ontmoetingen gehad en leerde ik er de plaatselijke cultuur kennen. Het mooiste land dat ik bezocht heb, is en blijft het prachtige Canada.