Geïnspireerd door levensverhalen ging ik op zoek naar een persoon die dat extraatje heeft en waar ik meer over wil weten. Ik zocht lang en dacht na over wie me opviel. Ik botste uiteindelijk op een inspirerende vrouw die heel dicht bij mij staat, mijn oma. Ik wou meer over haar weten. Ik wou weten welke band ze heeft met Brussel. Een interessant gesprek met een lieve oudere vrouw met veel levenswijsheid en ervaring.
Met een lekkere thee en een koekje leerde ik Martha Nuber beter kennen, een Franstalige 76-jarige vrouw geboren en opgegroeid in Sint-Gillis, Brussel. Ze werd geboren op 6 juni 1940 in het begin van de Tweede Wereldoorlog. Een jaar later werd ze grote zus van haar broer Walter. Ze woonde samen met haar moeder en vader in het familiepension van haar oma, genaamd ‘Pension Bizet’ waar ze deels opgroeide. Haar vader was Duitser en werd na haar geboorte opgeroepen door het Duitse leger. In 1942 stierf haar vader tijdens de Tweede Wereldoorlog in Stalingrad. Haar moeder besloot van haar kinderen weg te sturen uit Brussel tijdens de oorlog, zo belandde Martha op 4-jarige leeftijd bij Tante Alice in Wallonië. Gedurende 10 jaar woonde ze in Rebecq gescheiden van haar broer die ze maar af en toe zag. Op 14-jarige leeftijd keerde Martha terug naar Brussel bij haar moeder die ondertussen werkte in Pension Bizet. Ze ging in Brussel naar school en heeft er ook een aantal jaar gewerkt. Ze leerde er ook haar man Herman Dupon kennen, een West-Vlaming die in Brussel kwam studeren. Met haar man woonde ze nog 1 jaar in Brussel, maar ze lieten het drukke Brussel achter en gingen rustiger wonen. Zo kwamen ze terecht in Waterloo waar ze hun gezin stichtten, ze kregen samen 2 dochters. Nu is Martha Nuber een trotse oma van 4 kleinkinderen. Ik was al meteen gefascineerd en stelde haar nog een paar vragen in verband met haar leven in Brussel.
Hoe zijn jouw ouders in Brussel terecht gekomen? Waarom kozen ze voor Brussel en niet voor het platteland?
Mijn papa is naar België gekomen door zijn werk. Het bedrijf waar hij toen voor werkte, een soort van marketing bedrijf stuurde hem naar Antwerpen om daar te werken. Marketing uit die tijd was tekeningen maken voor op de grote affiches. Het bedrijf is nu gekend als Unilever. In Antwerpen leerde hij ook Frans praten, nadien werd hij naar Brussel gestuurd. Daar leerde hij mijn mama kennen. Maar mijn ouders verhuisden voor mijn geboorte ook nog een paar keer voor ze uiteindelijk in Sint-Gillis terecht kwamen.
Je bent geboren in Brussel maar hoe was het om als kind op te groeien in Brussel? Welke indruk had je van Brussel?
We woonde allemaal samen in het familiepensioen van mijn oma, in Sint-Gillis. Het was niet echt het centrum maar wel dichtbij. We woonden dichtbij de Hallepoort. Het eerste deel tot mijn 4 jaar en voor ik bij oma ging wonen was het vooral de omgeving die voor ons telde. De straat kenden we heel goed, we speelden er. Ik heb dus een broer, en we speelden met de andere kinderen van de straat. Naar het centrum van Brussel gingen wij soms met mijn moeder, maar ik herinner mij daar niet zoveel van. Maar daarna, als ik teruggekomen ben als 14-jarige,dan gingen wij af en toe met mijn ouders naar de film of op restaurant.
Al kijkend in oude fotoalbums zei Martha Nuber deze zin.
Je ne peux pas toujours les situer dans le temps mais je les retrouve avec plaisir
Je kwam als 14-jarige terug naar Brussel. Hoe was het om als 14-jarige te wonen in Brussel? Was dat zoals we Brussel vandaag kennen?
Ik vond dat heel leuk, ik heb op school een meisje leren kennen van mijn leeftijd. Zij is ook op 14-jarige leeftijd in Brussel toegekomen en haar ouders woonden ook dichtbij. Martha ging eerst altijd weg met haar ouders, maar als ze ouder werden gingen ze ook weg met vrienden. Ik woonde graag in Brussel en was er heel graag. Het is wel zeker dat het gevoel van onzekerheid en onveiligheid er toen niet heerste, wij hebben nooit het gevoel gehad van onveilig te zijn in Brussel.
Waar woonde je ergens? Hoe was de wijk waarin je woonde?
Normaal, niet het superrijke. Het waren allemaal rijhuizen, het ene huis naast het andere. Het huis waar wij in woonde, het familiepension, is vroeger nog het huis geweest van de vroegere burgemeester van Sint-Gillis. Het was wel een groot huis. De mensen die naast ons woonden, waren vooral familie met kinderen. Er waren op dat moment nog niet veel buitenlanders in Brussel. Er was geen geweld, de tijden waren helemaal anders dan nu.
Wat voor tijden waren het toen je terugkeerde naar Brussel op 14-jarige leeftijd? Waren het goede of slechte tijden?
Het waren eigenlijk toen heel goeie tijden. De oorlog was al even voorbij dus alles was heel goed. Mijn broer en ik gingen alleen naar het centrum, naar de cinema of naar een discotheek. De economie was goed. De wijk waarin wij woonden had niet veel schade van de oorlog. Het pension heeft het altijd goed gehad. Mijn mama heeft, nadat mijn grootouders gestorven zijn, het alleen verder gerund tot de dag dat ze gestorven is. Het publiek dat in het pension woonde waren vooral ouderen. Zo een pension bestaat de dag van vandaag niet meer. Het waren ouderen die een kamer hadden maar graag bediend werden. Ze waren wel nog onafhankelijk. Naast de ouderen waren er ook heel veel studenten. In plaats dat de studenten op kot gingen kwamen ze naar het pension. Ze moesten niet nadenken over eten en het leek meer op eten van thuis. Nu eten mensen op kot vooral junkfood, dat was vroeger zo niet.
Je zei dat je jouw vader verloren bent in de oorlog. Opgroeien met 1 ouder hoe was dat voor jou? En was dat iets dat wel vaker voorkwam in gezinnen in die tijd?
Dat is iets dat mij heel hard geraakt en veranderd heeft. Want de dag van vandaag zijn er heel veel kinderen waarvan de ouders gescheiden zijn, de kinderen reageren er goed of slecht op. Maar ik denk die alle kinderen dat maar 1 ouder hebben en zeker degene waarbij de ouders niet goed overeenkomen, dat die kinderen er enorm van afzien. Mijn papa is in de oorlog gestorven, ik kan me nog heel goed herinneren hoe hard ik daarvan heb afgezien, dat mijn papa er niet meer was. Op school praatten de kinderen ook over hun ouders, dat is iets dat ik nooit kon. Op zo een moment voelde ik het gemis en de leegte van geen papa te hebben enorm. Daarbij was mijn papa een Duitser, hij was dus de vijand op die moment. Er waren dus kinderen die daarover iets zeiden tegen mij, maar dat is iets dat ze natuurlijk van thuis uit hoorden en herhaalden op school. Opgroeien met 1 ouder was in die tijd iets dat niet veel voorkwam volgens mij.
Ik zie u graag, zei papa, nadien zag ik hem nooit terug
Wat maakte Brussel zo speciaal voor jou? Wat maakte het zo anders dan andere grote steden?
Het was de stad waar we woonden en leefden. Als we jonger waren hadden we ook niet veel tijd om steden te bezoeken, mijn familie had het heel druk met het pension. Op vakantie gaan was ook helemaal anders dan hoe we het nu kennen. We gingen een aantal keren op vakantie met mijn grootouders naar De Panne. We waren daar wel op hotel. Maar ik ben ook een aantal keren naar zee gegaan met mijn mama en dan verbleven we in een appartement. Op vakantie gaan in die tijd was zoals nu naar Spanje of Frankrijk gaan. De zee of de Ardennen was de vakantiebestemming. Met het vliegtuig gaan bestond bijna niet, zelf ben ik pas in 1991 de eerste keer met het vliegtuig op vakantie gegaan. Ik was toen al 51 jaar. Mijn man en ik gingen vaak gewoon met de auto op reis, ook als we onze dochters hadden was het altijd met de auto. Mijn dochters zijn de eerste keer met de buurvrouw naar Joegoslavië gevlogen.
Wat is voor jou het grote verschil tussen in Brussel en Wallonië wonen?
Het verschil was enorm, zelfs nu nog. In Wallonië, waar ik woonden, was een klein dorpje waar iedereen elkaar kende. We hadden geen auto en deden alles te voet, wij woonde in de straat van de school dus dat was niet zo ver. In Brussel gingen wij ook te voet naar school. In Sint-Gillis kenden we niet veel mensen. In het centrum kenden we niemand. Zelfs in een appartementsgebouw kende niet iedereen elkaar. Ook waar ik nu woon ken ik niet iedereen uit mijn appartementsgebouw.
Wat vind je van de veranderingen van Brussel? Wat vind je van de evolutie die de stad heeft doorgemaakt?
Overal is er veel veranderd, niet enkel in Brussel. Vroeger leefden en woonden we veel kalmer en vrediger, we moesten ons minder zorgen maken. Nu maken we ons over veel meer zorgen. Alles moet de dag van vandaag snel gaan, we moeten rekening houden met uurroosters op het werk maar ook van de bus of trein die je moet nemen. Vroeger was dat minder zo, het was veel kalmer. Vandaag is stress het grote woord van de 21ste eeuw.
Je zegt dat er veel stress is. Kom je dan nog graag in Brussel?
Neen helemaal niet. Ik ken ook niets meer. Alles is veranderd. De enigste wijk waar ik nog ga is bij mijn vriendin die ik heb leren kennen op 14-jarige leeftijd. Zij woont nu in Molenbeek, dat niet de beste wijk is. Ik voel aan dat zij veel meer stress heeft dan ik, die buiten de stad woont. Bijvoorbeeld als we gaan shoppen gaat ze zeggen dat we met de bus moeten, terwijl ik daar ben met mijn auto. Waarom wil ze dat omdat ze stress heeft dat we ofwel geen parking zullen vinden, of dat we daarvoor moeten betalen. En zo zijn er kleine dingen die vooral draaien over het gevoel van onveiligheid. Mijn vriendin heeft ook een auto maar rijdt er bijna nooit mee, vooral ’s avonds blijft ze binnen. ‘S avonds is er nog meer het gevoel van onveiligheid, en we zijn daarbij ook al een jaartje ouder. Het is vooral de stress, ik weet ook nooit zeker of ik aan haar appartement wel een plaats zal vinden voor mijn auto. Ik ken ook veel mensen die de trein nemen in plaats van de auto om naar Brussel te gaan. Ik ga wel nog liever met de auto dan met de trein.